Lees Volledig Hoofdstuk
De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve.
Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder.
Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.