Deuteronomium 2:36
Israëls omzwervingen en ontmoetingen
Deuteronomium 2:36
Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht.
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
Deuteronomium 2:35
Het vee alleen roofden wij voor ons, en den roof der steden, die wij innamen.
Volgend Vers
Deuteronomium 2:37
Behalve tot het land van de kinderen Ammons naderdet gij niet, noch tot de ganse streek der beek Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets, dat de HEERE, onze God, ons verboden had.