Lees Volledig Hoofdstuk
Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.
Die man, de heer van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor verspieders des lands.
Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onzen vader in het land Kanaan.