Lees Volledig Hoofdstuk
Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.
Zult Gij een gedreven blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen?
Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,