Lees Volledig Hoofdstuk
De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.
Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.
Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.