Lees Volledig Hoofdstuk
Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?
Ik versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid.
En dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond; dat Gij hem in elken ogenblik beproeft?