Lees Volledig Hoofdstuk
En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;
Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!