2 Kronieken 32:19
Sennacheribs Invasie en Hizkia's Gebed
2 Kronieken 32:19
En zij spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der aarde, een werk van mensenhanden.
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
2 Kronieken 32:18
En zij riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.
Volgend Vers
2 Kronieken 32:20
Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, en zij riepen naar den hemel.