Handelingen 26:8
De verdediging voor Agrippa
Handelingen 26:8
Wat? wordt het bij ulieden ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt?
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
Handelingen 26:7
Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
Volgend Vers
Handelingen 26:9
Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.