Deuteronomium 1:4
Israëls Reis vanaf Horeb
Deuteronomium 1:4
Nadat hij geslagen had Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den koning van Bazan, welke woonde in Astharoth, te Edrei.
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
Deuteronomium 1:3
En het is geschied in het veertigste jaar, in de elfde maand, op den eersten der maand, dat Mozes sprak tot de kinderen Israels, naar alles wat hem de HEERE aan hen bevolen had;
Volgend Vers
Deuteronomium 1:5
Aan deze zijde van de Jordaan, in het land van Moab, hief Mozes aan, deze wet uit te leggen, zeggende: