Lees Volledig Hoofdstuk
Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden;
Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.
Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.