Lees Volledig Hoofdstuk
Gij overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn gelaat, zo zendt Gij hem weg.
De wateren vermalen de stenen, het stof der aarde overstelpt het gewas, dat van zelf daaruit voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen.
Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of zij worden klein, en hij let niet op hen.