Lees Volledig Hoofdstuk
Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.
Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering?
Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.