Lees Volledig Hoofdstuk
Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.
Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.
Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.