Lees Volledig Hoofdstuk
Ziet mij aan, en wordt verbaasd, en legt de hand op den mond.
Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Ja, wanneer ik daaraan gedenk, zo word ik beroerd, en mijn vlees heeft een gruwen gevat.