Lees Volledig Hoofdstuk
Met het licht staat de moorder op, doodt den arme en den nooddruftige; en des nachts is hij als een dief.
Zij zijn onder de wederstrevers des lichts; zij kennen Zijn wegen niet, en zij blijven niet op Zijn paden.
Ook neemt het oog des overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht.