Lees Volledig Hoofdstuk
Op het veld maaien zij zijn voeder, en den wijnberg des goddelozen lezen zij af.
Ziet, zij zijn woudezels in de woestijn; zij gaan uit tot hun werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke veld is hem tot spijs, en den jongeren.
Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel heeft tegen de koude.