Lees Volledig Hoofdstuk
Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten.
Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed.
Ik was den nooddruftigen een vader; en het geschil, dat ik niet wist, dat onderzocht ik.