Lees Volledig Hoofdstuk
Weende ik niet over hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige?
Maar Hij zal tot een aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij henlieden geschrei in zijn verdrukking?
Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.