Lees Volledig Hoofdstuk
Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door;
Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.
Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt.