Lees Volledig Hoofdstuk
Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft tegen uw vriend.
Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?
Maar nu, belieft het u, wendt u tot mij, en het zal voor ulieder aangezicht zijn, of ik liege.