Lees Volledig Hoofdstuk
De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.