Lees Volledig Hoofdstuk
De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.
Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn.
Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.