Lees Volledig Hoofdstuk
Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;