Lees Volledig Hoofdstuk
Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.
Toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende;
Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren.