Lees Volledig Hoofdstuk
Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.
Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.
Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.