Lees Volledig Hoofdstuk
Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.
Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.
Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.