Daniël 1:7
Daniëls ballingschap naar Babylon
Daniël 1:7
En de overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misael Mesach, en Azarja Abed-nego.
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
Daniël 1:6
Onder dezelve nu waren uit de kinderen van Juda: Daniel, Hananja, Misael en Azarja.
Volgend Vers
Daniël 1:8
Daniel nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijs des konings, noch met den wijn zijns dranks; daarom verzocht hij van den overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht ontreinigen.