Jeremia 51:59
De Val van Babylon
Jeremia 51:59
Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst.
Aangrenzende Verzen
Vorig Vers
Jeremia 51:58
Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs, en de natien ten vure zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden.
Volgend Vers
Jeremia 51:60
Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn.