Lees Volledig Hoofdstuk
Ik heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan.
Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.
Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw.