Lees Volledig Hoofdstuk
Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze.
En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.
Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten.