Lees Volledig Hoofdstuk
Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene zonden zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal.
Hij dat spaart, en hetzelve niet verlaat, maar dat in het midden van zijn gehemelte inhoudt;