Lees Volledig Hoofdstuk
Ziet, ik weet ulieder gedachten, en de boze verdichtselen, waarmede gij tegen mij geweld doet.
Zij liggen te zamen neder in het stof, en het gewormte overdekt ze.
Want gij zult zeggen: Waar is het huis van den prins, en waar is de tent van de woningen der goddelozen?