Lees Volledig Hoofdstuk
Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij.
Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen.