Lees Volledig Hoofdstuk
Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen.
Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden.