Lees Volledig Hoofdstuk
Tsade. Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op mij geworpen.
Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk gejaagd.
Tsade. De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben afgesneden!