Lees Volledig Hoofdstuk
Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.
En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken.
Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij.