Lees Volledig Hoofdstuk
Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.
Geef, HEERE! de begeerten des goddelozen niet; bevorder zijn kwaad voornemen niet; zij zouden zich verheffen. Sela.
Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan.