Lees Volledig Hoofdstuk
O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?
Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt!
De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.