Lees Volledig Hoofdstuk
Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.
Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.