Lees Volledig Hoofdstuk
Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.
Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.