Lees Volledig Hoofdstuk
Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.
Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij.
Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.