Lees Volledig Hoofdstuk
Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult verhoren, HEERE, mijn God!
Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn.
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.