Lees Volledig Hoofdstuk
Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.