Lees Volledig Hoofdstuk
Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods.
Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen.