Lees Volledig Hoofdstuk
Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten.
Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?
Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn Hoog Vertrek.