Lees Volledig Hoofdstuk
Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken.
De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af?