Lees Volledig Hoofdstuk
Haar jongen worden kloek, worden groot door het koren; zij gaan uit, en keren niet weder tot dezelve.
Als zij zich krommen, haar jongen met versplijting voortbrengen, haar smarten uitwerpen?
Wie heeft den woudezel vrij henengezonden, en wie heeft de banden des wilden ezels gelost?