Lees Volledig Hoofdstuk
Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.