Lees Volledig Hoofdstuk
Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.
Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen.
Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen.